
Hyena's en bijtende krabben aan de Golf van Aden (5)
Als enige land in Afrika heeft Somaliland een minister voor nomadische aangelegenheden. Je kunt je iets bij dit vreemde verschijnsel indenken,
als je weet dat de nomaden tweederde van de bevolking vormen en met hun tien miljoen geiten, vijf miljoen schapen, zes miljoen kamelen en ruim
2 miljoen koeien de basis zijn van de economie.
De overheid heft op elk geexporteerd dier 3,5 dollar en krijgt zo haar inkomsten. Een snel rekensommetje leert dat er minstens zeven keer zoveel vee in het land
rondloopt als mensen en al rijdend door een kale en immense woestenij waar geen eind aan lijkt te komen, kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Het is nog heel
vroeg in de ochtend en in de bescherming van ronde omheiningen van takken liggen kamelen en witte geiten met zwarte koppen versuft wakker te worden.
De eerste stralen van de zon werpen een gouden licht op de aarde en de kleuren spatten van de doeken waarmee de koepelvormige hutjes zijn bedekt.
Nog een paar uur en dan zal het verschroeiend heet zijn. Een nomadenjongen met een gitzwarte huid is bezig de touwen los te maken waarmee de voorpoten
van zijn kamelen zijn vastgebonden. Straks zullen ze op pad gaan voor een lange dag in de woestijn, op zoek naar eten.
Stapeldol van het stof
In Erigavo lopen we vier uur vertraging op door een kapotte jeep en gaan daarna eindelijk op weg naar de kust. Stapeldol word ik van al dat stof.
Het komt door alle kieren van de jeep naar binnen en een bruine waas geeft me soms het gevoel geen adem te kunnen halen. Het is net of we onze gezichten
wat al te ijverig hebben gepoederd en zelfs onze haren zijn bruin van het stof. Uren en uren zullen we nog doorrijden over onmogelijke wegen om uiteindelijk
midden in de nacht te stranden aan de kust van Somaliland. Letterlijk.
Een hutje op het strand
Een storm als een orkaan raast er met enorme snelheid over onze lijven. Scheppen zand worden door een onzichtbare hand op mijn uitgetelde lijf
gesmeten en de wind blaast voortdurend grote korrels in m'n mond en ogen en op het schrift waarin ik pogingen doe mijn frustraties op te schrijven. Het hutje waarin we
liggen biedt geen enkele bescherming en het verbaast me dat het nog niet allang in de Golf van Aden is geblazen. Op een paar meter afstand van ons nederige onderkomen
rollen de golven op het strand, maar alle geluiden worden overstemd door het bulderen van de wind. Vandaag zat ik voor de verandering niet bij Abdi in de jeep,
maar bij de oude baas die zich door niets of niemand op laat jutten en een stuk langzamer rijdt dan zijn drie vurige collega's. Voor we het strand konden bereiken,
moesten we een bergkam over en tijdens de moeizame klim raakten we een heel eind achterop. De lichtbundels van de koplampen voor ons verdwenen langzaam
maar zeker in het aardedonker van de nacht en wij hotsten en botsten er in een slakkentempo achteraan. Mijn hoofd stuiterde als een blok beton op m'n nek en ik
verkeerde bijna in een staat van bewusteloosheid. Ik moest mezelf geweld aan doen om wakker te blijven, want regelmatig was de oude baas het spoor totaal bijster
en ik probeerde angstvallig de sporen van de andere jeeps te blijven volgen. Mijn vertwijfeling bereikte haar hoogtepunt toen we in het licht van onze koplampen een
groot beest langs het strand zagen lopen; hoog op de voorpoten, een dikke nek en een afzichtelijke kop. Onmiskenbaar een gevlekte hyena.
Wie weet zwerven er nog wel meer van die weerzinwekkende roofdieren tussen de palmbomen, maar het doet me weinig meer.
De hele situatie is zo absurd dat het niet helemaal tot me door lijkt te dringen.
Luieren en relaxen
Van slapen komt weinig deze nacht. Het is maar liefst zesendertig graden (met dank aan het horloge van Anneke) en als ik net in slaap ben word ik venijnig in
mijn knie gebeten door een krab. De volgende dagen doen we weinig meer dan luieren en relaxen en pogingen om ons haar en onze kleding te wassen in het
zoute water van de zee. Zwemmen gaat nauwelijks door de sterke stroming en de hoge golven, maar we genieten van de zon en van het water en komen
helemaal bij van de vermoeiende reisdagen die we achter de rug hebben. De tweede nacht slapen we in een leegstaand huis in het dorpje even verderop.
Het is er bijna uitgestorven, want velen zijn de hitte ontvlucht, de bergen in. De storm loeit om het huis maar een nacht zonder zand is een overweldigende luxe.
Wat kan een mens met weinig tevreden zijn!
TERUG NAAR INDEX | LEES VERDER...
|